Interviews met Hengeloers
Burgemeester Sander Schelberg is beëdigd voor zijn derde termijn en blijft de komende zes jaar onze burgemeester. Sinds zijn komst in 2012 heeft hij de stad leren kennen door bij inwoners thuis mee te eten. Tijdens zijn tweede termijn maakte hij uitgebreid kennis met de organisaties, ondernemers en verenigingen die Hengelo rijk is. Nu, aan het begin van zijn derde termijn, wil hij zich verder verdiepen in de inwoners van Hengelo en hun verhalen.
In een tijd waarin mensen soms tegenover elkaar lijken te staan, zet burgemeester Sander Schelberg zich in om de stad dichter bij elkaar te brengen. Het noaberschap is belangrijk in Hengelo, maar hij merkt ook dat de openheid soms afneemt. Daarom wil hij in gesprek gaan met 12 Hengeloers, ieder met een eigen verhaal, achtergrond en ervaring. Hij wil horen hoe zij hun leven in Hengelo ervaren en hoe zij hun positie in de samenleving zien. Welke verhalen verbinden ons, vooral buiten onze eigen ‘bubbel’?
Op deze pagina kunt u de verhalen van deze inwoners lezen. Door deze gesprekken wil burgemeester Sander Schelberg meer begrip en verbondenheid creëren, en het ‘onbekende’ een gezicht geven. Hij hoopt dat door meer over en van elkaar te weten, ons eerste oordeel naar de achtergrond verdwijnt. Samen kunnen we zo de toekomstige kleuren van onze stad vormgeven. Lees mee en ontdek de bijzondere verhalen van de mensen uit Hengelo.
Lilian: ‘Ik heb nooit het gevoel gehad: waarom moet mij dit overkomen? Ik heb wel vaak gedacht: hoe moet ik hier nu weer mee omgaan?’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Lilian Wolthuis-Droste (55 jaar). Lilian heeft niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Lilian-Wolthuis-Droste groeit op in Borne als jongste van een gezin met drie kinderen. Haar leven als klein meisje is zoals dat van ieder ander. Tot ze op vijfjarige leeftijd een zware hersenbloeding krijgt. Ze ligt drie dagen in coma en komt met een linkszijdige verlamming terecht in revalidatiecentrum Roessingh. Ze leert zich voort te bewegen met een rolstoel.
Lilian vertelt: ‘Artsen legden destijds wel een verband tussen hersenletsel en fysieke problemen, bijvoorbeeld niet meer kunnen staan, lopen, fietsen. Maar niet tussen hersenletsel en cognitieve problemen, bijvoorbeeld het moeilijker kunnen verwerken van informatie en het moeilijk kunnen afschermen voor invloeden van buitenaf, zoals geluid, licht en beweging. Met de kennis van toen was de gedachte dat ik alleen een lichamelijke beperking had. Als ik uit de rolstoel zou komen, dan zou ik weer ‘beter’ zijn. Maar dat was natuurlijk niet zo.’
Hoe ging je daarmee om destijds?
‘Het was een hele heftige tijd’, zegt Lilian. ‘Ik was een echt buitenkind en ineens kon ik niet meer rennen, schommelen of kikkervisjes vangen. Niet meer met mijn vriendinnetjes spelen. Bovendien was het toen zo: of je ging intern, of je was thuis. Ik heb een jaar intern binnen het Roessingh verbleven, mocht niet naar huis, ook niet in de weekenden of vakanties en volgde er school en therapie. Maar na één jaar was ik veranderd in een teruggetrokken en neerslachtig meisje. Mijn ouders vroegen de staf of ik naar huis mocht. Zo kon ik weer thuis wonen en bracht mijn moeder me doordeweeks naar het Roessingh voor school en fysiotherapie. Die externe revalidatie was toen uniek. Ze stonden het toe, onder voorbehoud dat ik niet achteruit zou gaan. Dan zou ik weer terug moeten naar het Roessingh. Dat was mijn grootste angst, dus ik oefende heel veel. En in plaats van de geschatte negen jaar, was ik na twee jaar uit de rolstoel. Ik kon weer lopen, traplopen en fietsen.’
Na dat jaar mocht je naar het reguliere onderwijs. Hoe was dat?
Lilian: ‘Het regulier onderwijs vond ik geweldig. Ik genoot van de lessen, de kennis en vooral van schrijven, maar vond helaas geen aansluiting bij mijn klasgenoten. Onbekend maakt onbemind. Je wordt uitgescholden en uitgelachen, je wordt nagedaan en genegeerd. Leerkrachten waren in die tijd ook niet bekend met NAH, wisten niet hoe ze mij konden ondersteunen en reikten geen mogelijkheden aan om bepaalde situaties minder schrijnend te maken. Als de juf bijvoorbeeld jarig was, maakten we als leerlingen een kring en zongen de juf, in het midden van die kring, toe. Maar de kring in onze klas had geen cirkelvorm maar een u-vorm, omdat niemand mijn linkerhand vastpakte. De plek links van mij bleef daardoor altijd leeg. Totdat ik bedacht dat het ook moeilijk voor hen moest zijn om mijn hand vast te houden, maar dat ze wel probleemloos mijn pòls vast konden houden. Ik vroeg een klasgenootje om dat te doen. Daarna heb ik daar nooit meer problemen mee gehad. Na de wedstrijdjes wie het hardst kon fietsen stelde ik een wedstrijdje voor wie het langzaamst kon fietsen. Zo was ik niet meer de laatste die over de streep kwam.’
Je leerde al jong om je staande te houden?
‘Mijn prognose was niet goed, dat hoorde ik als 11-jarige – bij toeval- mijn moeder tegen een vriendin zeggen. Ik zou tot mijn twaalfde orthopedisch schoeisel moeten dragen, speciaal onderwijs moeten volgen en op den duur begeleid moeten gaan wonen. Een vriendje zou ik waarschijnlijk niet krijgen en een gezin was helemaal uitgesloten. Dat was de diagnose na mijn eerste hersenbloeding. Toen ik dat hoorde dacht ik: maar dat gaat niet gebeuren. Zo wil ik niet leven. En ík bepaal mijn leven. Op mijn 12e heb ik mijn orthopedische schoenen uitgegooid en ben gaan badmintonnen.’
Je geeft ook aan dat je van schrijven houdt en de kennis gretig opnam in de klas. Kun je daar wat over vertellen?
‘Met letters woorden en zinnen maken, dat was magisch! En daarmee kon ik mij ook uiten. Ik heb heel veel van me afgeschreven. Bovendien zorgde het schrijven er ook voor dat ik me op school staande hield. Ik schreef letterlijk op wat de docent zei. Zo had ik een samenvatting van het hoofdstuk en dat leerde ik uit mijn hoofd.’
Als Lilian 16 jaar is en net klaar met de MAVO, krijgt ze opnieuw een hersenbloeding. Ze ondervindt meer cognitieve problemen als daarvoor, zoals problemen met de oriëntatie, het korte termijngeheugen en het herkennen van gezichten. Als gevolg van de kort daarop volgende behandeling krijgt ze ook problemen met haar zicht. Toch rondt ze de opleiding MBO Sociale Dienstverlening af. En schrijft zich in voor HBO Maatschappelijk Werk in Hengelo. In de zomer voordat ze haar opleiding start aan het HBO, overlijdt plotseling haar vriend aan een acute hersenbloeding. De vele gesprekken met zijn gezin en het schrijven van gedichten, geven het verdriet een plek.
Lilian: ‘Ik besefte me dat ik twee bloedingen mocht overleven en dat ik de tijd die mij restte goed moest benutten. De opleiding heb ik met mooie cijfers afgerond.’
Lilian staat positief in het leven. Ze verhuist naar een studentenflat in Hengelo en leert via het uitgaan haar man Benno kennen. Het geluk lacht haar toe. Maar als ze begint met werken, merkt ze dat ze bepaalde hulpmiddelen nodig heeft en erg overprikkeld raakt door bijvoorbeeld licht en geluid, en de toenemende werkdruk, maar haar hulpvraag wordt genegeerd. Lilian moet noodgedwongen stoppen met werken.
Dat moet een lastige beslissing voor je zijn geweest
‘De wereld om me heen werd kleiner. Ik voelde me nutteloos. Toen zei Benno, met wie ik inmiddels samenwoonde: ‘Noem mij drie wensen. Wat wil je het allerliefste?’ Daarop antwoordde ik: ik wil Nederlands Kampioen badminton worden, ik wil graag moeder worden en ik wil een boek schrijven. Benno’s tip was: ‘Begin met sporten. Tot je 30e ben je nog op je top, daarna wordt het vaak minder.’’
En zo geschiedde. Lilian stort zich intensief op de sport, doet succesvol mee aan wedstijden en behaalt drie gouden medailles tijdens de Open Nederlandse Kampioenschappen aangepast badminton in de categorieën Single, Damesdubbel en Gemend Dubbel. Op basis van deze prestatie wordt ze door de inwoners van Hengelo in 1998 verkozen tot Sportvrouw van Hengelo. Daarna speelt ze met het Nederlands team de Open Europese Kampioenschappen in Dortmund en behaalt twee keer zilver in het Damesdubbel en Gemengd Dubbel.
Lilian: ‘Badminton en schrijven dat hoort bij mijn zijn. Daar blijf ik enthousiast over! Ik zoek wel de uitdaging. Ik zoek iets waar ik een heel goed gevoel van krijg en wil ook graag deel van de samenleving zijn.’
Na haar succesvolle badmintoncarrière mag Lilian ook moeder worden van drie kinderen. En ze schrijft In eigen hand, een handboek voor functioneel éénhandige (groot)ouders die zo zelfstandig mogelijk hun (klein)kind willen verzorgen. Ze geeft hierover lezingen aan zorginstellingen, hogescholen en universiteiten. Verder initieert en richt ze NAH Hengelo en daarna NAH Oost op, waar bijeenkomsten en activiteiten worden georganiseerd voor en door mensen met NAH, hun naasten en zorgprofessionals.
Je bent erg ondernemend!
‘Ja, dat klopt. Ik denk dat er niet zo heel veel bekend is over mensen met NAH. Totdat je er zelf mee te maken krijgt. Totdat jijzelf of iemand in je omgeving bijvoorbeeld een motorongeluk of beroerte krijgt. Dan kijken ze ook met andere ogen naar mij. Veel positiever. Dan zeggen ze tegen mij: wat heb jij het eigenlijk goed gedaan. Daar putten ze ook hoop uit.’
‘Vroeger voelde ik afkeer als ik naar mijn arm keek. Als je maar vaak genoeg hoort ‘is niet wat, wordt niet wat’ dan ga je dat geloven. Ik baalde van mijn arm. Maar goed, mijn arm zat er nog wel aan en ik moest er wel mee verder. Die instelling hielp. Kijk, als je jezelf liefhebt, kan een ander je ook liefhebben.’
Wat als ik je handicap zou kunnen wegtoveren. Wil je dat?
‘Nee, dan heb ik geen identiteit meer. Het leven loopt zoals het loopt. Ik heb nooit het gevoel gehad: waarom moet mij dit overkomen. Ik heb wel vaak gedacht: hoe moet ik hier nu weer mee omgaan. Dat maakt je gedreven en creatief. Het maakt ook wie ik ben. Die weg is niet voor niets zo gelopen. Het leven loopt zoals het loopt. Je moet meegaan met de stroom.’
‘Wel vind ik dat de samenleving veel meer zou moeten kijken naar de mogelijkheden van mensen met een beperking. Kijk naar de capaciteit van mensen. Kijk naar wat ze wél kunnen en niet naar wat ze niet kunnen. Denk aan deeltaken. Zie niet onze beperking, maar onze kracht. Je conditie is niet wie je bent. Andersom heb je, als je een beperking hebt, ook een taak om mensen te laten weten hoe ze met je om moeten gaan. Daarmee voorkom je een stuk miscommunicatie. Je moet leren te verwoorden hoe jíj wilt dat een ander met je om gaat. Dat moet je wel oefenen, je voelt je niet meteen zo sterk, maar geef het aan!’
‘Ook de toegankelijkheid van gebouwen kan echt beter. Op teveel plekken zijn nog drempels, zware deuren, opstaande stoeptegels of ontbreken invalidenparkeerplaatsen.’
Je hebt van je beperking ook je levenswerk gemaakt. Geen bewuste keuze misschien, maar van het een kwam het ander.
‘Ja, mijn kracht komt er vandaan. De wil om er wat van te maken. Dat ondernemende, kijken of iets bij je past, iets creëren. Er iets van maken. Natuurlijk ging het niet altijd van een leien dakje, tot mijn 20e was moeilijk. Daarna werd het anders en kwam het besef dat ik niet zo over mijn grenzen moest gaan. En mijn gezin heeft me heel veel gegeven. Juist omdat we daarin echt zelf het wiel uit heb moeten vinden en het echt samen gedaan hebben. Niets was toegerust op ouders met één hand. De weg ernaartoe geeft je veel uitdagingen en inspanningen. Maar die weg heeft me ook gemaakt tot wie ik ben.’
Akhil: ‘Door mijn fouten ben ik sterker geworden, dit is mijn tweede kans op een beter leven.’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Akhil (36 jaar). Om zijn privacy te beschermen, is zijn naam veranderd.
In de gevangenis zitten. Het is een onderwerp waar de meesten van ons zelden over nadenken, laat staan over praten. Maar voor Akhil werd dit 3 jaar geleden harde realiteit. In 2021 werd hij veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf. Sindsdien is elke dag een strijd geweest om zijn leven te beteren en de weg terug te vinden naar het juiste pad.
Akhil vertelt: ‘Voordat ik in de gevangenis kwam, was ik ondernemer. Ik heb in Enschede en Oldenzaal gewoond. Daarna ben ik naar Hengelo verhuisd. Dat beviel erg goed. Jammer genoeg is er iets gebeurd waardoor ik in de gevangenis ben gekomen. Hiervoor ben ik berecht en is er 5 jaar straf geëist. Ik heb 5 jaar gekregen. Sinds een paar maanden ben ik overgeplaatst vanuit de gevangenis naar hier, het Huis van Herstel in Almelo.’
Waar ben je opgegroeid?
‘Ik ben geboren in Paramaribo, Suriname,’ zegt Akhil. ‘Ik ben daar geboren maar ik leef hier. Ik zie Nederland als mijn eigen land. Mijn moeder en broertje wonen hier ook. Tot 3 jaar geleden ging ik elk jaar terug naar Paramaribo. Ik heb daar veel familie wonen. Ook vierden we daar het poederfeest. Ik ben namelijk Hindoestaans.’
Hoe ervaar je de steun vanuit de maatschappij bij je re-integratie?
Akhil deelt zijn ervaring over de uitdagingen van de re-integratie in de samenleving na een periode van detentie. Hij vertelt over zijn huurwoning in Hengelo, die hij 6 maanden vooruit had betaald voordat hij een gevangenisstraf kreeg en de huur moest stopzetten. Het vinden van een nieuwe huurwoning blijkt lastig als ex-gedetineerde. Daarnaast streeft hij ernaar om werk te vinden voor wanneer hij vrijkomt. ‘Er zijn bepaalde bedrijven die ex-gedetineerden aannemen waar je 40 uur in de week kan werken. Maar dat kan niet overal.’ De zoektocht naar werk blijft moeilijk.
Hoe ga je om met de reacties van anderen op je verleden?
Akhil is openhartig over het delict dat hij heeft gepleegd. ‘Ik heb geen geheimen,’ zegt hij vastberaden. ‘Ik heb voor mijn daden een straf gekregen en ik zit het uit. Dat is nu mijn verleden, daar wil ik niks meer mee te maken hebben.’
Terwijl hij zijn broekspijp iets optrekt, toont hij de enkelband die hij draagt. ‘Zo ziet het eruit,’ legt hij uit. ‘Het zit aan je been, feitelijk sta je met één been buiten. Sinds ik in het Huis van Herstel zit, krijg ik wel steeds meer vrijheid. Ik mag nu aantal keren in de maand naar buiten. Dan moet ik om half 10 ’s avonds terug zijn. Kom je te laat, dan krijg je een rapport. Overtreed je de regels? Dan volgen er harde consequenties.’
Akhil heeft veel tegenslagen gekend, waaronder het verlies van zijn huis, vrienden en zelfs zijn vriendin. Maar te midden van dit alles vond hij hoop. Hij vertelt: ‘Ik heb iemand leren kennen. Een Surinaamse meid. Ik heb haar alles, van A tot Z, verteld.’ Ze heeft hem volledig geaccepteerd. Akhil verwacht dat het leven na detentie niet gemakkelijk zal zijn; je staat dagelijks voor uitdagingen vanwege het stigma dat mensen hebben ten opzichte van ex-gedetineerden.
Wat doet dat met je?
‘Pijn, verdriet. Soms zit je niet lekker in je vel. Gelukkig hebben we hier een psycholoog en ook een mentor waar je mee kan praten,’ legt Akhil uit. ‘Je wilt niet horen dat iemand je een crimineel noemt. Dat doet pijn. Ik schaam me ervoor. Het staat levenslang achter je naam. Ik had dit ook niet gewild.’
Hoe ervaar je het verschil tussen ‘binnen’ in de gevangenis en ‘buiten’ in de wereld als je straks weer naar buiten gaat?
‘Mensen hebben altijd een oordeel klaar. Maar wat echt telt, is dat je in jezelf blijft geloven. Ja, ik heb een fout gemaakt, maar ik ben vastbesloten die niet nog eens te herhalen. Ik ben bezig mijn leven te veranderen, en dat vraagt inzet. Sommigen geven het op, maar ik niet. Ik vecht voor mijn toekomst.'
Wat heb je er het meeste van geleerd?
‘In die tijd dronk ik veel en ging ik om met de verkeerde mensen. Ik was mezelf niet meer. De gevangenis heeft me doen inzien dat ik weer met beide benen op de grond moest staan, mezelf moest accepteren, en dezelfde fouten niet opnieuw mocht maken. Ik wilde niet langer in situaties belanden waarbij de politie betrokken raakte. Zelfs bij de kleinste dingen stond de politie al voor de deur, en dat deed mijn moeder veel verdriet. Nu wil ik een rustig leven. Ik stel hoge eisen aan mezelf en ben al 3 jaar en 5 maanden nuchter. Het voelt goed, ik wil zo verder leven. Ik wil nooit meer terug naar de persoon die ik toen was.’
Sander Schelberg vat het treffend samen met een bekend gezegde van Johan Cruijff: ‘Elk nadeel heeft zijn voordeel.’ Akhil bevestigt dat dit ook voor hem geldt.
Ga je het volhouden?
Zonder nadenken antwoordt hij: ‘Sowieso!’ Het deed Akhil enorm veel pijn toen zijn moeder hem in de gevangenis kwam bezoeken. ‘Ik zag haar huilen, en dat brak me. Mijn moeder woont nu in Enschede, dus dichtbij. Dankzij haar besefte ik dat mijn leven echt moest veranderen. Ze zei: ‘Het is nu tijd om je leven te beteren. Je moet bewijzen dat je op het juiste pad blijft.’ En dat is wat ik heb gedaan. Ik heb met veel mensen het contact verbroken. Nu heb ik nog twee echte vrienden met wie ik contact hou. De rest heb ik achter me gelaten.’
Hoe denk je dat de samenleving, de Hengeloer, op jou zal reageren?
Na even nadenken antwoordt hij: ‘Ik denk dat je als mens twee keuzes hebt: je mond dichthouden of eerlijk zijn over alles. Maar ik heb geen geheimen, dus ik vertel gewoon hoe het zit. Ik hoop dat de Hengeloer mij kan accepteren zoals ik ben. Hoe de samenleving gaat reageren, weet ik niet.’
Wat zou je willen vragen van de samenleving als je straks teruggaat?
‘Gewoon meer respect voor elkaar. Ik dronk vroeger teveel. Maar ik heb wel altijd respect getoond naar iedereen. Hou rekening met elkaar. Dat maakt mij emotioneel. Meer respect voor alle culturen. Elkaar niet kleineren of discrimineren. Hier loop ik zelf ook tegenaan. Ik draag een enkelband. Maar nu heb ik altijd een lange broek aan. Ik loop regelmatig door Hengelo en dan ziet niemand mijn enkelband. Dan zien ze je gewoon als een normale Nederlander. Maar zo voelt het voor mijzelf niet.’
Wat doet dat met je?
Akhil voelt zich nog steeds een gedetineerde wanneer hij door Hengelo loopt, ook al is zijn enkelband onzichtbaar en weet niemand van zijn situatie. ‘Het doet pijn. Schaamte. Je voelt je klein, anders. Maar ik heb dit niet gewild. Als ik het terug kon draaien, had ik het zeker anders gedaan.’
Stel je voor dat er een toverstokje was om het verleden uit te wissen, zou je dat willen? Zonder twijfel antwoordt Akhil: ‘Het delict heeft mijn leven verbeterd. Sowieso.’ Hij beseft dat zijn fouten, hoe pijnlijk ook, hem hebben geholpen om te groeien. ‘Dit was de rem die ik nodig had. Het was een harde, maar noodzakelijke les. Die jaren waren een zwart gat voor mij, maar ik ben eruit gekomen met een nieuwe blik op het leven.’
Een deel van Akhils identiteit heeft hem geholpen zijn leven te verbeteren. Toch voelt hij soms schaamte als hij buiten loopt. Hij is er trots op dat hij weer op de fiets naar het station kan en de trein kan nemen om zijn moeder te bezoeken. Voor hem is het essentieel om nooit meer dezelfde fouten te maken. ‘Ik ben niet meer die persoon. Ik doe dit voor mezelf. Ik heb mijn straf uitgezeten, en ik weet zeker dat ik dit nooit meer wil meemaken. En dat gaat me lukken!’
Waar ben je trots op?
Akhil is enorm trots op zijn gezondheid en zijn persoonlijke groei. Hij beseft dat, als hij zo was doorgegaan, hij nu misschien tussen zes planken zou liggen. Maar nu kijkt hij met trots naar wat hij heeft bereikt. Voor hem is gezondheid het allerbelangrijkst, en vooral hoe hij zichzelf als persoon heeft ontwikkeld. Hij hoopt een voorbeeld te zijn voor anderen, mensen aan het denken te zetten over de zinloosheid van geweld en drugs: ‘Heb respect voor elkaar,’ zegt hij. ‘Heb respect voor mij. Accepteer me zoals ik ben.’
Akhil komt vaak afwijzingen tegen, maar zijn motto is: ‘Je moet doorgaan.’ Blijven proberen is voor hem essentieel. ‘Ik kan niet veranderen dat er nu een kruisje achter mijn naam staat, maar ik vraag alleen om een kans om mezelf te bewijzen in de samenleving.’
Het Huis van Herstel speelt een cruciale rol in zijn re-integratie. Het helpt ex-gedetineerden niet zomaar op straat te zetten, maar biedt begeleiding om stap voor stap weer terug te keren in de samenleving. Eerst onder toezicht, en uiteindelijk zelfstandig. Akhil merkt op dat de meesten niet terugvallen in hun oude routines na hun tijd in het Huis van Herstel.
Hoe komt het dat je aan de verkeerde kant van de samenleving terecht kwam?
‘Mijn jeugd was allesbehalve fijn. Mijn vader overleed toen ik pas 7 jaar oud was, en daarna moest ik snel de verantwoordelijkheid op me nemen. Toen ik 15 was, verhuisde ik met mijn moeder en broertje naar Nederland. Door mijn beperkte schoolopleiding begon ik direct met werken. Inmiddels heb ik mijn MBO-1 diploma behaald, maar ik heb mijn jeugdtrauma nooit echt kunnen verwerken, en dat geldt ook voor mijn broertje, die helaas ook de verkeerde kant van de samenleving op is gegaan en nu in de gevangenis zit.’
Hij vervolgt: ‘Hoewel het moeilijk is, probeer ik zoveel mogelijk weg te blijven van geweld. Mijn vader mishandelde me op jonge leeftijd, en ik heb veel heftige ervaringen gehad. Ik hoop ooit kinderen te mogen krijgen, maar ik wil eerst een stabiel leven opbouwen voordat ik daar überhaupt aan kan denken. Mijn grootste wens is om een beter voorbeeld te zijn voor mijn toekomstige kinderen dan ik zelf heb gehad.’